Nooit leren rekenen?

‘We moeten splitsen, weet je nog?’

Leerling M kijkt mij met grote ogen aan. Splitsen? Lijkt zijn brein te zeggen. Wat is dat dan? Hebben we dat geleerd? Ik vraag hem de rekenfiches van de kast te pakken en leg er 5 voor hem klaar. “Kun jij twee groepjes voor mij maken?” Zonder enige moeite legt M een groepje van 3 voor mij en een groepje van 2. “Kun je ook nog een andere manier bedenken? Wederom legt M zonder aarzelen een groepje van 4 en 1 voor mij neer. Dan leg ik er een fiche bij en vraag ik hem: “Kun je voor mij nu deze 6 fiches splitsen?” Er gebeurt niets, maar bij mij is het kwartje wel gevallen. M begrijpt hoe hij moet splitsen, maar heeft geeft idee dat groepjes maken in werkelijkheid ‘splitsen’ heet.

Rekentaal. Een cruciaal onderdeel voor het begrijpen van de rekenles. Maar was als dat niet lukt? Het aantal leerlingen met een taalachterstand of leerlingen die Nederlands leert als tweede taal groeit in de Nederlandse klassen. Dit betekent voor de leerkrachten een extra uitdaging.

De inspectie van het onderwijs (z.d.) verwacht van alle leerlingen, waaronder dus deze groeiende groep leerlingen die moeite hebben met de taal, dat zij leren rekenen met een methode voor realistisch rekenonderwijs. Dit houdt in dat leerlingen werken vanuit een betekenisvolle context. Deze contexten worden vaak aangeboden in een verhaal. Een verhaal dat bestaat uit worden uit de Nederlandse taal, die voor veel leerlingen nog onbegrijpelijk zijn, omdat zij met deze woorden niet dagelijks in aanraking komen. Denk bij het maken van een lijngrafiek bijvoorbeeld eens aan het woord stijgen, dalen, geleidelijk of constant.

Leren rekenen is niet langer een kwestie van het uit het hoofd leren van rekenfeiten. Er is begrip nodig, veel begrip. Volgens Groenestijn, Borghouts en Janssen (2011) is dit begrip zelfs cruciaal om te kunnen leren rekenen. Zij beschreven daarom ook het handelingsmodel. In dit model wordt uitgelegd dat leerlingen eerst moeten kunnen werken met de context. Als je het over een bus hebt, speel die bus dan ook. Laat de leerlingen handelen. Daarna wordt de context weergegeven in een plaatje van de werkelijkheid, zodat de leerling de koppeling tussen de werkelijkheid en het papier kan maken. Als dit gelukt is kan worden opgestapt op een model van de werkelijkheid en uiteindelijk zal de leerling dat de koppeling kunnen maken naar de som op papier. Zoals u ziet, gaan er heel wat stappen vooraf, voordat uw zoon of dochter 6+4 kan uitrekenen.

Ondertussen is de verantwoordingscultuur in het onderwijs enorm gegroeid. Van leerkrachten wordt verwacht dat zij bijhouden hoe het met een leerling gaat, plannen maken, evalueren en vooral goed kijken naar hun eigen handelen. In gesprekken met collega’s heb ik in de afgelopen jaren als leerkracht en rekenspecialist veel klachten over het huidige rekenonderwijs mogen ontvangen. Zo zou het rekenonderwijs te talig zijn geworden en, nog erger, zijn er leerkrachten die het rekenonderwijs aan leerlingen die de taal slecht spreken, een beetje hebben ‘opgegeven’. Ja, u leest het goed. “Hij gaat het toch niet leren want hij spreekt de taal niet goed,” is een uitspraak die ik veel voorbij heb horen komen. Een uitspraak waar ik behoorlijk van ben geschrokken. Reden voor mij om eens op onderzoek uit te gaan. Want zeg nou zelf, dit kan niet waar zijn, toch?

In Nederland zijn verschillende scholen opgericht om leerlingen te ondersteunen met een taalachterstand. Voor leerlingen die net in Nederland zijn en de Nederlandse taal nog niet goed spreken is het zogenaamde ‘nieuwkomersonderwijs’ ingericht. Gedurende 1 jaar gaan leerlingen hiernaartoe, om zich de Nederlandse taal eigen te maken. Daarna stromen zij uit naar het reguliere onderwijs. Naast het leren van de taal, zal er ook aandacht worden besteed aan rekenen. Mijn interesse in deze scholen groeide gestaag. Op de scholen waar ik heb gewerkt zitten veelal leerlingen die geboren zijn in Nederland en al in aanraking zijn geweest met de Nederlandse taal. In het nieuwkomersonderwijs zijn alleen leerlingen te vinden die hier nog helemaal niets mee te maken hebben gehad. Hoe leren deze kinderen dan ons talige rekenonderwijs?

Verschillende onderzoekers zijn het er in ieder geval over eens. Leerlingen die de taal niet spreken of een taalachterstand hebben, hebben bij rekenen behoefte aan…. taal (Smit, 2014; Gorgorió & Planas, 2005; Prenger, 2005; Biemond, z.d.). Misschien klinkt dit als een open deur, maar zoals ik al eerder beschreef krijgen de leerlingen tegenwoordig les aan de hand van een context. Om die context te begrijpen zul je de woorden in de context moeten kennen. En dus is er tijdens de rekenles aandacht nodig voor rekentaal.  De visie vanuit de literatuur en vanuit de inspectie van onderwijs is vrij duidelijk. Maar hoe ziet dat er dan uit in de praktijk? Welke methodes worden er door de scholen ingezet? En hoe krijgen deze scholen de leerlingen op het juiste niveau?

Om daar een antwoord op te krijgen werd ik met open armen ontvangen op vijf Amsterdamse basisscholen met nieuwkomersonderwijs. Ik heb niet alleen mogen genieten van de rekenlessen, maar ook van de taallessen, de warmte en het enthousiasme van de leerlingen. En vooral dat enthousiasme was het eerste dat mij opviel tijdens de rekenlessen. De kinderen hadden er zo ontzettend veel plezier in! De leerlingen vonden het namelijk heerlijk om even niet met taal bezig te zijn. Rekenen kun je namelijk in je eigen taal, in je eigen hoofd. Met je eigen telsysteem en je eigen tempo, zonder enige kennis van het Nederlands. De methode maakte daar eigenlijk niet bij uit. Ik heb onder andere maatwerk, wereld in getallen en getal en ruimte voorbij zien komen. Misschien ken je deze methodes, misschien heb je er nog nooit van gehoord. Ze hebben in ieder geval één ding gemeen: alledrie de methodes bevatten weinig taal. En daar waren ze ook precies op uitgekozen.

Alle leerkrachten zijn het er eigenlijk over eens als ik vraag naar de reden van het ondergeschoven rekenonderwijs: in deze klas neemt het leren van de taal een grote plek in. Dan is rekenen minder belangrijk en dit schiet er dan ook vaak bij in.

De leerkrachten waren goed op de hoogte van de individuele verschillen tussen leerlingen. Het nieuwkomersonderwijs is namelijk niet ingericht op leeftijd. Iedereen leert op zijn eigen niveau de Nederlandse taal en doorloopt bepaalde fases binnen dat jaar. Het bijhouden van deze verschillen ging op verschillende wijzen. Zo werken er schriftjes bijgehouden, op de computer staatjes gemaakt of werden de toetsboeken gebruikt om bij te houden waar de leerlingen precies zitten. Van een echte les was er eigenlijk niet echt sprake, op 1 school na. Daar werden de leerlingen geclusterd in groepen rond een bepaald doel en werd er samen rondom dat doel gewerkt. Dit gebeurde dan bijvoorbeeld met behulp van de laptop. Extra ondersteunend materiaal heb ik hierbij weinig terug zien komen. Daar was simpelweg geen geld voor, of het werd niet als belangrijk ervaren. Prenger (2015) geeft echter aan dat het juist heel belangrijk is rekenen te ondersteunen met plaatjes en materiaal zodat de leerling een goed beeld krijgt van de context. Ook Groenestijn, Borghouts en Janssen (2011) ondersteunen dit met de stappen uit het handelingsmodel.

Twee van de scholen hadden een heel andere aanpak. Daar stond rekenen, net als het leren van de taal, elke dag vast op het programma. De leerlingen werkten op eigen niveau uit de boeken van wereld in getallen en daarnaast werd er expliciet aandacht besteed aan rekentaal. De leerlingen uit die klas stroomden met een regulier rekenniveau uit en soms zelfs hoger! Een aantal tegenstrijdigheden dus, tussen wat moet en wat mogelijk is. De inspectie kan veel van leerlingen en leerkrachten willen, maar uiteindelijk bepalen de leerkracht zelf wat goed is voor de leerlingen die bij hen in de klas terecht komen.

In een klas gericht op taal, wordt aan rekenen vaak minder tijd besteed. Maar in de klassen waar deze aandacht net zo groot is als de aandacht voor taal, zijn de resultaten net zo goed als van leerlingen met een autochtone achtergrond. Het zit hem dan dus toch in de rekentaal, maar ook in de tijd die de leerkrachten willen besteden aan het leren rekenen. Ik heb gezien met hoeveel passie, overgave en plezier de leerkrachten voor de klas stonden. Ik heb gezien hoe hard de leerlingen werken om Nederlands te leren en ik heb gezien hoe intens leerlingen van rekenen kunnen genieten. En bovenal, hoeveel tijd het kost om je een nieuwe taal eigen te maken. En juist in het leren van de Nederlandse taal zag ik een gemiste kans. Wat als we rekenen nu eens zouden zien als een extra kans om de Nederlandse taal te leren? Wat als we niet alleen aandacht hebben voor het maken van kale sommen, maar ook voor de taal die bij het maken van deze sommen hoort?

Door het dagelijks aangaan van gesprekken rondom een rekencontext, waarbij de juiste taal wordt gebruikt, kan de rekenles worden gezien als een verrijking van de taalles. En dat is in mijn ogen een absolute win-win situatie. En nu eerst leerling M maar eens het woord ‘splitsen’ leren.